Visit to the film set
Telefilm Exit 2013 Visit to the film set
Op de set/ EXIT EXIT is Aristoteles’ natte droom. Hij speelt zich helemaal af in en rondom een bus, binnen een tijdspanne van drieënhalf uur en focust op de waargebeurde, gecompliceerde uitzetting van vijf jongens uit Guinee.
Op de set/ EXIT EXIT is Aristoteles’ natte droom. Hij speelt zich helemaal af in en rondom een bus, binnen een tijdspanne van drieënhalf uur en focust op de waargebeurde, gecompliceerde uitzetting van vijf jongens uit Guinee.
Regisseur Boris Paval Conen belicht het drama van beide kanten; zowel vanuit het perspectief van de vreemdelingen, als dat van de autoriteiten. Conen: “Het was een thriller in het echt; het moet een hel geweest zijn voor beide partijen."
De DDG-Gazet ging 19 augustus op bezoek op de set van EXIT./door: Laura van Zuylen
“Ben jij van de ambassade?” vraagt een van de figuranten. Ze draagt een wijde, geruite broek en een verwassen t-shirt. “Zo zien we er niet altijd uit, hoor. Wij zijn al in kostuum.” Ze loopt voor me uit een gigantische loods in. Die staat langs de snelweg en is omringd door vervallen flats, die vermoedelijk al jarenlang in staat van verbouwing zijn. Binnen is het donker, alleen verderop is een blauw-witte cellenbus met grote lampen verlicht. In een aangrenzende hal zijn een paar boten opgeslagen, maar die hebben niets met de film te maken. Conen, die ook het scenario schreef, baseert zich voor EXIT op een radiodocumentaire van het onderzoeksprogramma ARGOS van de VPRO uit 2005. Een aantal journalisten stuitte op een weggemoffelde affaire, waarbij vijf jongens uit Guinee op een bikkelharde manier zijn uitgezet. “Dat deze operatie zo escaleerde, kwam door een heel menselijke inschattingsfout van iemand van Dienst Vervoer en Ondersteuning,” zegt Conen. “Ze brachten deze mensen naar het vliegveld voor hun uitzetting en die zijn in plaats van apart, bij elkaar in een cel gestopt. De jongens roken hun kans en zijn zich gaan verzetten op het moment dat ze de bus moesten verlaten. De autoriteiten konden ze er met geen mogelijkheid uit krijgen. Van charges tot hogedrukspuiten, van knuppels tot pepperspray; politieagenten, marechaussee, niets werkte. De gang was te smal, de cel te breed en het plafond te laag.” Simultaan begrijp je ook de motivatie van de autoriteiten. “Ik vind het boeiend dat dit verhaal vertelt over twee groepen die elkaar in de wurggreep houden. De vreemdelingen willen om verklaarbare redenen blijven en tegelijkertijd maken de mensen die verantwoordelijk zijn voor hun uitzetting de regels niet. Zij doen gewoon hun werk; iemand moet het tenslotte doen. En dat brengt ze in een groot dilemma. Ze hadden niet door moeten zetten, maar dat hebben ze wel gedaan. Omwille van de politieke druk. Mijn broer, Romijn Conen, speelt de rol van de IND’er. Samen zijn we vooral bezig om te proberen te achterhalen wat de drijfveren van zijn personage zijn. We denken dat hij het doet omdat hij het beste jongetje van de klas te wil zijn.” Vandaag wordt er een scène opgenomen waarin andere vreemdelingen, die in dezelfde bus vervoerd worden, hun steun betuigen aan deze jongens. Zij schreeuwen en bonken op de deuren en gaan zodanig in hun rol op, dat ze Conens 'stop!' niet horen. In het verloop van de scène worden ze hardhandig de bus uitgewerkt. Eén van hen schopt haar benen omhoog als ze wordt opgetild, een ander scheldt de agenten de huid vol. Voorafgaand aan de opnames repeteren de vijf acteurs in een houten hokje. Ze krijgen steeds de slappe lach. Het kamertje is op schaal nagebouwd. “Nu kun je er van alle kanten bij om aanwijzingen te geven. Dat helpt met repeteren. Met zo weinig bewegingsvrijheid is het erg zoeken,” vertelt Conen. “Onze cellenbus is echt gebruikt. Er zijn er maar drie van dit soort gemaakt. Misschien zijn de asielzoekers op wie de rollen gebaseerd zijn er wel daadwerkelijk mee vervoerd.” Als ik even de bus in mag, snap ik waarom dat repetitielokaal essentieel is. Het voertuig is smal en bloedheet. Een gangetje leidt naar de kleine ruimte waar het grootste gedeelte van EXIT zich afspeelt: de cel van de jongens. Vijf stoelen, dat is het. Ik ga in de eenpersoonscel ervoor zitten. Daar is een raampje uitgehaald, zodat de camera er doorheen kan om de knapen te filmen. De productieleider doet mijn deur dicht en loopt lachend weg. Ik ben niet claustrofobisch, maar opgesloten zijn is eng en ik raak even in paniek. Mijn cel is minder dan een halve vierkante meter groot en het idee dat je vast zit, maakt je bang. De deur blijkt niet op slot te zitten, maar ik denk er niet eens aan om te proberen die open te maken. Ik vraag me af of ik door het raampje zou passen. Tegelijkertijd merk ik de uitdaging voor de cameraman op. “Het is die oude discussie: laat je een set nabouwen of gebruik je een authentiek decor?” begint Conen. “Wij hebben uiteindelijk deels om financiële, maar voornamelijk om inhoudelijke redenen gekozen voor het laatste. Voor mij werkt bij die twee duikbotenfilms, de compacte ruimte van Das Boot [1981, Wolfgang Petersen red. LvZ] beter dan de grote stage van The Hunt for Red October [1990, John McTiernan, red. LvZ] waar je overal met de camera bij kan. Je beperkt jezelf, maar het maakt je ook creatief. Want je zit met vijf acteurs, een cameraman, een geluidsman, een focuspuller, vaak nog een opnameleider en een regisseur op een oppervlak van twee vierkante meter. Maar het voelt realistischer en dat je toch kunt filmen, vind ik ongelooflijk. Je dwingt je efficiënt te zijn door bijvoorbeeld een lichtsysteem met dunne ledlampjes te gebruiken en een camera die is teruggebracht tot het absolute minimale volume.” Bij de opnames gaat, als ware het de tas van Mary Poppins, inderdaad een enorme stoet crewleden naar binnen. De achtergrond voor de scène wordt verzorgd door schermen waarop de omgeving is geprojecteerd. Eén van de jongens loopt nerveus heen en weer. “Ga zitten, man,” zegt een ander. De eerste gaat zitten en trekt zijn shirt over zijn hoofd. Hij heeft grote littekens op zijn gespierde buik. “Let erop dat je die goed in beeld hebt,” zegt Conen even later tegen de cameraman. Omdat ik er zelf even in heb gezeten, snap ik de paniek van het personage. De camera helpt; hij zit dicht op hun huid. Misschien raken de acteurs aan die benauwde situatie gewend, maar ik begrijp hoe die geringe ruimte kan bijdragen. Dat zal bij The Hunt for Red October toch anders hebben aangevoeld.
De DDG-Gazet ging 19 augustus op bezoek op de set van EXIT./door: Laura van Zuylen
“Ben jij van de ambassade?” vraagt een van de figuranten. Ze draagt een wijde, geruite broek en een verwassen t-shirt. “Zo zien we er niet altijd uit, hoor. Wij zijn al in kostuum.” Ze loopt voor me uit een gigantische loods in. Die staat langs de snelweg en is omringd door vervallen flats, die vermoedelijk al jarenlang in staat van verbouwing zijn. Binnen is het donker, alleen verderop is een blauw-witte cellenbus met grote lampen verlicht. In een aangrenzende hal zijn een paar boten opgeslagen, maar die hebben niets met de film te maken. Conen, die ook het scenario schreef, baseert zich voor EXIT op een radiodocumentaire van het onderzoeksprogramma ARGOS van de VPRO uit 2005. Een aantal journalisten stuitte op een weggemoffelde affaire, waarbij vijf jongens uit Guinee op een bikkelharde manier zijn uitgezet. “Dat deze operatie zo escaleerde, kwam door een heel menselijke inschattingsfout van iemand van Dienst Vervoer en Ondersteuning,” zegt Conen. “Ze brachten deze mensen naar het vliegveld voor hun uitzetting en die zijn in plaats van apart, bij elkaar in een cel gestopt. De jongens roken hun kans en zijn zich gaan verzetten op het moment dat ze de bus moesten verlaten. De autoriteiten konden ze er met geen mogelijkheid uit krijgen. Van charges tot hogedrukspuiten, van knuppels tot pepperspray; politieagenten, marechaussee, niets werkte. De gang was te smal, de cel te breed en het plafond te laag.” Simultaan begrijp je ook de motivatie van de autoriteiten. “Ik vind het boeiend dat dit verhaal vertelt over twee groepen die elkaar in de wurggreep houden. De vreemdelingen willen om verklaarbare redenen blijven en tegelijkertijd maken de mensen die verantwoordelijk zijn voor hun uitzetting de regels niet. Zij doen gewoon hun werk; iemand moet het tenslotte doen. En dat brengt ze in een groot dilemma. Ze hadden niet door moeten zetten, maar dat hebben ze wel gedaan. Omwille van de politieke druk. Mijn broer, Romijn Conen, speelt de rol van de IND’er. Samen zijn we vooral bezig om te proberen te achterhalen wat de drijfveren van zijn personage zijn. We denken dat hij het doet omdat hij het beste jongetje van de klas te wil zijn.” Vandaag wordt er een scène opgenomen waarin andere vreemdelingen, die in dezelfde bus vervoerd worden, hun steun betuigen aan deze jongens. Zij schreeuwen en bonken op de deuren en gaan zodanig in hun rol op, dat ze Conens 'stop!' niet horen. In het verloop van de scène worden ze hardhandig de bus uitgewerkt. Eén van hen schopt haar benen omhoog als ze wordt opgetild, een ander scheldt de agenten de huid vol. Voorafgaand aan de opnames repeteren de vijf acteurs in een houten hokje. Ze krijgen steeds de slappe lach. Het kamertje is op schaal nagebouwd. “Nu kun je er van alle kanten bij om aanwijzingen te geven. Dat helpt met repeteren. Met zo weinig bewegingsvrijheid is het erg zoeken,” vertelt Conen. “Onze cellenbus is echt gebruikt. Er zijn er maar drie van dit soort gemaakt. Misschien zijn de asielzoekers op wie de rollen gebaseerd zijn er wel daadwerkelijk mee vervoerd.” Als ik even de bus in mag, snap ik waarom dat repetitielokaal essentieel is. Het voertuig is smal en bloedheet. Een gangetje leidt naar de kleine ruimte waar het grootste gedeelte van EXIT zich afspeelt: de cel van de jongens. Vijf stoelen, dat is het. Ik ga in de eenpersoonscel ervoor zitten. Daar is een raampje uitgehaald, zodat de camera er doorheen kan om de knapen te filmen. De productieleider doet mijn deur dicht en loopt lachend weg. Ik ben niet claustrofobisch, maar opgesloten zijn is eng en ik raak even in paniek. Mijn cel is minder dan een halve vierkante meter groot en het idee dat je vast zit, maakt je bang. De deur blijkt niet op slot te zitten, maar ik denk er niet eens aan om te proberen die open te maken. Ik vraag me af of ik door het raampje zou passen. Tegelijkertijd merk ik de uitdaging voor de cameraman op. “Het is die oude discussie: laat je een set nabouwen of gebruik je een authentiek decor?” begint Conen. “Wij hebben uiteindelijk deels om financiële, maar voornamelijk om inhoudelijke redenen gekozen voor het laatste. Voor mij werkt bij die twee duikbotenfilms, de compacte ruimte van Das Boot [1981, Wolfgang Petersen red. LvZ] beter dan de grote stage van The Hunt for Red October [1990, John McTiernan, red. LvZ] waar je overal met de camera bij kan. Je beperkt jezelf, maar het maakt je ook creatief. Want je zit met vijf acteurs, een cameraman, een geluidsman, een focuspuller, vaak nog een opnameleider en een regisseur op een oppervlak van twee vierkante meter. Maar het voelt realistischer en dat je toch kunt filmen, vind ik ongelooflijk. Je dwingt je efficiënt te zijn door bijvoorbeeld een lichtsysteem met dunne ledlampjes te gebruiken en een camera die is teruggebracht tot het absolute minimale volume.” Bij de opnames gaat, als ware het de tas van Mary Poppins, inderdaad een enorme stoet crewleden naar binnen. De achtergrond voor de scène wordt verzorgd door schermen waarop de omgeving is geprojecteerd. Eén van de jongens loopt nerveus heen en weer. “Ga zitten, man,” zegt een ander. De eerste gaat zitten en trekt zijn shirt over zijn hoofd. Hij heeft grote littekens op zijn gespierde buik. “Let erop dat je die goed in beeld hebt,” zegt Conen even later tegen de cameraman. Omdat ik er zelf even in heb gezeten, snap ik de paniek van het personage. De camera helpt; hij zit dicht op hun huid. Misschien raken de acteurs aan die benauwde situatie gewend, maar ik begrijp hoe die geringe ruimte kan bijdragen. Dat zal bij The Hunt for Red October toch anders hebben aangevoeld.
MidnightMovieReview kwam op de set kijken van EXIT (de telefilm had toen nog de naam 'CEL8') en maakte de volgende impressie.